(gr. a, zonder, en pathos, hartstocht) Onvatbaarheid voor eenige aandoening, gevoelloosheid, volkomen onverschilligheid. Zie Stoïcisme en Phlegma.
Physiologisch is zij het gevolg van een weinig werkzaam zenuwstelsel ; het klimaat waarin het individu leeft, kan op den apathie-toestand veel invloed uitoefenen; de bewoners van koude, vochtige landen zijn er doorgaans meer vatbaar voor dan die van warme streken.