(graaf, later hertog) geb. 1633 in Gascogne, kwam bij zijn opneming aan het fransche hof in den kring der Gramont-Mazarins en werd weldra een gunsteling van Lodewijk XIV, die dezen volmaakten hoveling met hofambten en militaire waardigheden bekleedde. In 1670 voerde hij bevel over het korps, waarmede het hof naar Vlaanderen reisde.
In hetzelfde jaar werd hem de hand der hertogin van Montpensier (zie ald.) beloofd; doch een hofintrige belette het huwelijk, en einde 1671 viel L. in volkomen ongenade; hij werd naar de Bastille, vervolgens naar Pinerolo overgebracht, waar hij tien jaren in hechtenis zat. L. bracht vervolgens nog vier jaren in de provincie door en keerde hierop in de nabijheid van het hof terug. Men heeft beweerd, dat hij toen in het geheim met de hertogin in het huwelijk is getreden; later scheidden zij van elkander. In 1688 ging L. naar Engeland en voerde na den val van Jacobus II de koningin en den prins van Wales in Dec. naar Frankrijk, waardoor hij weer aan het hof kwam. In 1689 commandeerde hij het fransche leger in Ierland, dat in de nederlaag aan de Boyne gewikkeld werd (1690). Hij overleed 19 Nov. 1723.