fr. schrijver, geb. 1 April 1697 te Hesdin in Arlois, was aanvankelijk jezuïet, vervolgens soldaat en leidde na een korten terugkeer in de orde opnieuw een avontuurlijk soldatenleven en trad vervolgens in de orde der Benedictijnen; later leefde hij in Holland en Engeland en werd 1735 aalmoezenier en secretaris van prins Conti; hij overl. 23 Nov. 1763 nabij' Chantilly. Hij stichtte, nadat hij1 in Holland de Mémoires d’un homme de qualité (4 dln., 1728 en meermalen) had uitgegeven, op het voorbeeld van den engelschen „Spectator” het tijdschrift „Le Pour et le Contre” (20 dln., 1733—40) en vertaalde Richardson’s Pamela (1742) en Clarissa Harlowe (1751).
Zelf schreef hij avontuurlijke romans, zooals Le Doyen de Killérine (6 dln., 1732—35 en meerm.), Histoire de M. Clev eland, fils naturel de Cromwell (4 dln., 1732 en meerm.), Histoire de Marguerite d’Anjou (2 dln,, 1741); het beroemdst is zijn roman Manon Lescaut (oorspronkelijk Histoire du chevalier des Grieux et de Manon Lescaut (2 dln., Parijs 1728 en meerm.; beste uitgave van Montaiglon, ald. 1875). Bovendien schreef P. een Histoire des voyages (25 dln., 1747— 80); ook vertaalde hg Hume’s Engelsche Geschiedenis (1760).