Gepubliceerd op 19-01-2021

Antiochus

betekenis & definitie

Dertien koningen van Syrië van de dynastie der Seleuciden, voerden dezen naam:

Antiochus I, Sotér, (redder, welken naam hij na het overwinnen der Galliërs aannam), was een zoon van Seleucus Nicator, koning van Syrië, en regeerde van 281 tot 260 v. C. In hevige liefde voor zijne stiefmoeder Stratonice ontvlamd, stortte hij in eene zware ziekte. Zijn vader van de oorzaak der ziekte onderricht, stond hem Stratonice tot vrouw af, benevens de heerschappij over de landen aan gene zijde van den Euphraat, met den koningstitel waarbij hij in 281 ook nog de overige landen van Azië tot aan den Hellespont voegde, waarna hij zich naar Macedonië, het land zijner geboorte, terug begaf. Wegens onlusten in Azië, sloot A. met Ptolemaeus Ceraunus, den moordenaar zijns vaders, vrede; daarna voerde hij oorlog tegen Eumenes I van Pergamus en de in Azië binnengedrongen Galliërs; deze werden door hem overwonnen, tegen den eerste was hij minder gelukkig. In een nieuwen oorlog tegen de Galliërs sneuvelde hij, 260 v. C.

Antiochus II, (met den bijnaam Theos, god, dien de Milesiërs hem uit dankbaarheid gaven, omdat hij hen van den tyran Timarchus verlost had), regeerde van 260 tot 241 v. C. Hij voerde een ongelukkigen oorlog met Ptolemaeus Philadelphus van Egypte, waaraan hij slechts een einde kon maken, door zijne vrouw Laodice te verstooten en Ptolemaeus’ dochter, Berenice, te huwen, 250 v. C.; toen echter Ptolemaeus in 248 gestorven was en Laodice teruggeroepen werd, liet deze, naar wraak dorstende, eerst Antiochus en vervolgens Berenice, die naar Antiochië verbannen was, met haar kind om het leven brengen.

Antiochus, jongere broeder van Seleucus Callinicus, die Antiochus II in de regeering opvolgde, verkreeg 14 jaren oud als stadhouder van zijn broeder, Voor-Azië tot aan denTaurus en ondersteunde hem tegen Ptolemaeus Evergetes. Maar spoedig streefde hij naar de heerschappij over het Syrische rijk, vanwaar hij den bijnaam Hierax (havik) kreeg. Na verscheiden nederlagen vluchtte hij tot zijn schoonvader, koning Artamenes van Cappadocië, van hem tot Ptolemaeus, daarna, toen deze hem wilde gevangen houden, werd hij op zijn verdere vlucht door roovers vermoord.

Antiochus III, tweede zoon van Seleucus Callinicus, beklom in het jaar 224 den syrischen troon. De eerste jaren zijner regeering waren rustig, maar in 211 begonnen de binnen- en buitenlandsche oorlogen, die de krachten van het rijk der Seleuciden ondermijnden. Zijn eerste oorlog was tegen den verwijfden Ptolemaeus Philopator van Egypte, dien hij Phoenicië en Coelesyrië zocht te ontrukken, Intusschen kwamen verscheiden stadhouders in Boven-Azië in opstand, en Antiochus moest zijne wapens tegen hen keeren, versloeg ze (220) en onderwierp het tot nog toe onafhankelijke Klein-Armenië. Hierop wendde hij zich weder tegen Egypte, hetwelk ondersteund werd door den opstand van Achaeus, stadhouder van Voor-Azië. Antiochus verloor den bloedigen slag bij Raphia, 217 v. C., en sloot spoedig daarna vrede.

Achaeus daarentegen werd overwonnen, gevangen genomen en op bevel van Antiochus ter dood gebracht. De eerste jaren verliepen nu met het maken van toebereidselen ter onderwerping van de provinciën in Voor-Azië en in Oost-Azië aan den Indus, die vroeger tot het syrische rijk behoord hadden, als ook van de rijken van Pergamus, Cappadocië en Pontus. Nu begon hij in het jaar 212 den oorlog tegen de Parten en Bactriërs, die hij wel gelukkig bevocht, waardoor hij den bijnaam „de Groote” verkreeg, maar toch niet geheel onderwierpen kon. Van een tocht naar Indië, dien hij daarop ondernam, keerde hij met rijken buit beladen huiswaarts. Intusschen was Ptolemaeus Philopator (205) gestorven en door zijn zoon Ptolemaeus Epiphanes, een knaap van 5 jaren, opgevolgd. Nu meende Antiochus Egypte gemakkelijk te kunnen veroveren en sloot een verbond met Philippus van Macedonië; zelfs veroverde hij Palaestina en Phoenicië en won in 198 den slag bij Paneas aan den Jordaan.

Van een tocht tegen Eumenes van Pergamus wisten hem de met dezen verbonden Romeinen door vleierij en beloften af te brengen, daar zij vreesden, dat hij Philippus van Macedonië, met wien zij in oorlog waren, zou ondersteunen. Weldra echter zag Antiochus in, dat hij door de Romeinen misleid wras, en besloot hij Philippus te helpen (197). Doch de nederlaag van dezen bij Cynoscephalae, deed hem van zijn voornemen afzien; evenwel bracht hij de steden langs den Hellespont en den thracischen Chersonesus in zijne macht, 196. Nu echter verlangden de Romeinen, na het overwinnen van Philippus, geheel in strijd met hun vroeger gedrag, van Antiochus ontruiming van den Chersonesus en van de provinciën van Syrië, die vroeger aan Egypte hadden behoord. Antiochus, die intusschen reeds met Egypte eene overeenkomst had getroffen, verzette zich hier tegen en wees elke inmenging van Rome van de hand. Terwijl hij zich evenwel op eenige punten tot toegevendheid bereid betoonde, rustte hij zich tevens tot den oorlog uit, en schonk aan Hannibal, die voor de hinderlagen der Romeinen uit Oarthago had moeten vluchten, gastvrijheid zonder evenwel zijne verstandige raadgevingen te volgen.

Toen hem nu in 192 de Aetoliërs om hulp tegen Rome verzochten, stak hij met een leger naar Griekenland over. Na het innemen van eenige steden, bracht hij den winter opEuboeadoor, Hoewel Hannibal hem den raad gaf den oorlog naar Italië over te brengen. In het voorjaar van 191 rukte hij op, doch werd bij Thermopylae door Acilius Glabno geslagen. Ook zijn vloot leed verscheidene nederlagen, en ongehinderd kon Cornel. Scipio, die door zijn broeder P. Scipio Africanus ais legaat met raad werd bijgestaan, naar Azië oversteken, waar Antiochus in 190 bij Magnesia overwonnen werd en den vrede verzoekt.

Hij verkreeg dien in 189 tegen aanzienlijke opofferingen, daar hij Voor-Azië tot aan den Taurus afstaan, zijne oorlogschepen en olifanten uitleveren, 15000 talenten in 12 jaren betalen en gijzelaars stellen moest. Hannibal en den Aetoliër Thoas, benevens eenige andere vluchtelingen, wier uitlevering de Romeinen geëischt Hadden, hielp hij om te ontkomen. He afgestane provinciën schonken de Romeinen aan hunne bondgenooten, koning Eumenes en de Rhodiërs. Zoo werd de heerschappij van Antiochus aanmerkelijk verzwakt. Rij een inval in het land der Elymaeërs plunderde hij den tempel van Zeus, om zich van de tempelschatten meester te maken, doch werd daarbij door de verbitterde inwoners gedood, in 187. v. C.

Antiochus IV, bijgenaamd Epiphanes, regeerde van 171 tot 161 v. C. Zijn vader, Antiochus de G., had hem als gijzelaar naar Rome moeten zenden, doch in het jaar 175 werd hij vrijgelaten en in zijne plaats kwam Demetrius, zoon zijns broeders Seleucus, als gijzelaar te Rome. Nadat Seleucus door zijn mmister Heliodorus, die zelf naar de regeering stond, vermoord was, maakte Antiochus zicH van den troon meester. Spoedig hierna begon hij een oorlog tegen Egypte, om Phoenicië, Palestina en Ooelesyrië te heroveren; dit gelukte hem en bij den vrede behield hij die landen, doch het door hem bezette deel van Egypte moest hij ontruimen, toen hem de romeinsche gezant Popilius Laenas in naam van den senaat met den oorlog bedreigde. Minder gelukkig was hij in den strijd der Joden, die hij van 167—161 onderdrukte, hen tevens om hunnen godsdienst vervolgde, en van de rijke tempelschatten te Jeruzalem zocht te berooven; het geslacht der Macabaeërs streed met heldenmoed en gelukkig tegen hem en zijnen veldheer Lysias. Evenzoo ongelukkig liep een veldtocht tegen het Oosten af, op welken hij te Tabae in Perzië in het jaar 163 stierf.

Antiochus I, Kupator, was bij zijns vaders dood nog een kind en bevond zich met den veldheer Lysias, die reeds vroeger tot zijn voogd benoemd was, juist bij de belegering van Jerusalem. Onverwachts Verscheen Philippus, vroegere gunsteling zijns vaders, om, volgens diens laatsten wil, voor den minderjarigen koning de regeering te voeren. Lysias sloot terstond met de Joden een verdrag, trok tegen Philippus op en overwon hem, 162 v. C. Kort Hierna kwam Demetrius uit Rome, nam zijn neef Antiochus en Lysias gevangen en liet beiden in 161 ter dood brengen.

Antiochus VI, met den bijnaam Theos, god, zoon van Alexander Balas, liet zich tegenover Demetrius Nicator in 111 v. C. tot koning uitroepen, maakte zich met behulp van Diodotus Tryphon, bijna van het geheele rijk meester, doch werd reeds in 111 door Tryphon vermoord.

Antiochus VII, zoon van Demetrius Sotèr, opgevoed te Sida in Pamphylië, verdreef den overweldiger Tryphon, 138 v. C., beoorloogde den joodschen vorst Johannes, 131 v. C., sloot met deze een voor de Joden onvoordeeligen vrede, en sneuvelde in een slag tegen de Parthen in 130 v. Chr.

Antiochus VIII, zoon van Demetrius Nicator, had den bijnaam van haviksneus, heerschte, na den dood zijns vaders, over een deel van Syrië, 125 v. Chr., verdreef met behulp der Egyptenaren zijn mededinger Zabiop na, ruimde zijne moeder Cleopatra door het vergif, dat zij voor hem bereid had, uit den weg, en werd, na een langdurigen strijd met zijn halfbroeder Antiochus Cyzicenus om het bezit van het rijk, in 97 v. C., vermoord.

Antiochus IX, Cyzicenus, aldus geheeten naar zijn verblijf te Cyzicus na den dood zijns vaders A. Sidetes, oók met den bijnaam Phiiopator, sneuvelde in 96 v. C. in een slag tegen Seleucus Epiphanes, zijns broeders zoon, tegen wien hij den strijd om de heerschappij had moeten voortzetten.

Antiochus X, Pius regeerde van 96 tot 90 v. C,, overwon Seleucus Epiphanes, onderdrukte den opstand, verwekt door diens broeders Antiochus Philadelphus en Philippus, zonen van Ant. Grypus, versloeg beiden aan de Orontes, doch sneuvelde zelf tegen de Parthen. Onder hevige binnenlandsche oorlogen werd hij opgevoigd door Philippus.

Antiochus XI, Philadelphus, (ook Epiphanes geheeten), mededinger en tegenkoning van den vorige, verdronk, na den ongelukkigen slag aan de Orontes, op zijn vlucht in de rivier.

Antiochus XII, ook een zoon van Ant. Grypus, regeerde van 87 tot 83 v. C., vatte de wapens op tegen Philippus (z. Antiochus X), doch sneuvelde in een strijd tegen een arabischen volksstam.

Antiochus XIII, Asiaticus, zoon van Antiochus X., werd gedurende zijn verblijf te Rome door den senaat als koning van Syrië erkend, werd ook door Lucullus in het jaar 68 v. C., na het overwinnen van Tigranes van Armenië, die Syrië aan zich onderworpen had, op den troon bevestigd, doch reeds in 65 doorPompejus weder onttroond. Hij was de laatste koning uit het geslacht der Seleuciden, en regeerde van 68 tot 64 v. C.

< >