Gepubliceerd op 20-01-2021

Anthony van dale

betekenis & definitie

Nederlandsch geneeskundige, geboren 8 November 1638 te Haarlem, werd eerst voor den handel opgeleid, legde echter later meer neiging voor de medische wetenschap aan den dag, begon op zijn 30ste jaar te studeeren, werd stadsgeneesheer in zijn geboorteplaats, was hier ook eenigen tijd godsdienstleeraar bij de doopsgezinde gemeente, en overl. 28 Nov. 1708; hij schreef: Aanmerkingen over den doop (1688), Dissertationes de antiquitatibus et marmoribus (1702), Verhandeling van de oude orakelen der heidenen (1687), De oraculis veterum ethnicorum (1683, door Fontenelle in het fransch vertaald en verkort in zijn Histoire des oracles opgenomen), Dissertationes de origine et progressu idolatriae et superstitionum (1696), enz.; in het bestrijden van het geloof aan tooverij enz. was hij een geestverwant van Bekker.

< >