regeerend koningin van Groot-Brittannië en Ierland, geb. te Londen, 6 Febr. 1665, overl. 1 Aug. 1714, tweede dochter van koning Jacobus II, toenmaals hertog van York, uit diens huwelijk met Anna Hyde. Zij werd in de leer der Anglikaansche kerk opgevoed en huwde in 1683 met prins George van Denemarken; de vele kinderen uit dit huwelijk geboren stierven allen voor Anna’s troonsbestijging.
Bij de revolutie van 1688, die haren vader van den troon stiet, hield zij de zijde van den gemaal harer oudere zuster (Maria) die als Willem III den Engelschen troon beklom. Toen Willem III in 1702 kinderloos stierf, werd Anna op den troon verheven, met voorbijgaan van haar jongeren broeder, welke roomschkatholiek was opgevoed en dus krachtens de Act of Settlement van den troon was uitgesloten; Anna werd 8 Maart 1702 gekroond; haar gemaal verkreeg de waardigheden van generalissimus van Harer Majesteits landmacht, en van Lord high admiral. Anna was van een zachte, leidzame natuur, goedhartig, kleingeestig, onvast van karakter; zij was bekoorlijk zonder schoon te kunnen worden genoemd, en miste geheel de houding en majesteit waardoor een vorst indruk maakt en gezag inboezemt. De belangrijkste gebeurtenissen gedurende hare regeering waren de Spaansche Successie-oorlog (Marlborough), de inneming van Gibraltar, de slag van Blenheim (1704), het tot stand komen der Act of Union tusschen Engeland en Schotland (1709) en de Vrede van Utrecht (1713). Gelijktijdig met haar regeerden in Europa: Lodewijk XIV (Frankrijk), Leopold I, Joseph I, Karel VI (Duitschland), Philips V (Spanje), paus Clemens XI. Zij werd opgevolgd door George I.