Gepubliceerd op 19-01-2021

Angora-geit

betekenis & definitie

(Capra hircus angorensis of Hircus angorensis) Geitenras, soms als een eigen geslacht voorgesteld; lange neerhangende ooren, mannetjes voorzien van lange schroefvormig gewonden, lintachtig-platte horens, wijfjes van kleine enkelvoudig gebogene; aan de pooten, op het gelaat en de ooren korte gladde haren; het lichaam is bekleed met een dikke, glanzige, zijdeachtige, geelwitte gekroesde vacht, die des zomers uitvalt doch spoedig weer aangroeit; zij weiden doorgaans met de schapen samen, en zijn alsdan de bewakers en de aanvoerders der kudde; van de lange woldraden, waarvan de geit, die jaarlijks tweemalen wordt geschoren, ongeveer 3 pond levert, wordt het kemelsgaren gesponnen, terwijl het tevens dient als inslag bij het weven van halfzijden stoffen. Dit ras draagt zijn naam naar de stad Angora in Klein-Azië; in den loop der 19de eeuw werd de A. met bemoedigenden uitslag in Zuid-Europa geacclimatiseerd.

< >