Portugeesche kolonie, prov. van Portugeesch West-Afrika, gelegen tusschen6 en 17° Z:B., volgens de overeenkomst van de Berlijnsche Conferentie, 1885, ten noorden en ten noordoosten begrensd door den Congostaat, ten zuidoosten door Britsch-Zambezi, ten zuiden door Duitsch-West-Afrika, ten westen door den Atlantischen Oceaan (1200 km. kustlengte); benoorden den Congo strekt zich het enclave Cabinda uit (zie aldaar); Angola maakt het westelijk deel uit van het bergstelsel dat Afrika, evenwijdig met den aequator, van het Tanganyika-meer tot den Atl. Oceaan, doorloopt.
Men onderscheidt drie gebieden — het kustland, de bergstreken en het plateau-gebied; dit laatste ligt gemiddeld 1000—1200 meter boven zee, heeft een met dat van Europa te vergelijken klimaat; en wordt besproeid door zijarmen van den Congo (de Kassaï, de Quango^, door de Boven-Zambezi, en door de Cubango. Het kustland is droog, rotsachtig, onvruchtbaar en over het algemeen hoogst ongezond, vooral in de nabijheid der rivieren. Sommige gedeelten gronds langs de rivieren zijn ongemeen vruchtbaar, evenals de hooge plateaux van het binnenland, waar ijzer, koper, lood, tin, kwikzilver, zout, salpeter, steenkool, petroleum en zelfs zilver en goud worden gevonden; koffie, suikerriet, katoen, granen, maïs, tabak, oliepalmen, cacao, indigo en vooral maniok zijn de voorn, voortbrengselen uit het plantenrijk, terwijl olifanten, leeuwen, antilopen, talrijke aapsoorten, hyena’s, rivierpaarden, krokodillen en rundvee de voornaamste vertegenwoordigers van het dierenrijk zijn. De bevolking is zeer gemengd — evenwel kunnen de tallooze stammen bijna allen tot de groote familie der Bantoes worden gerekend ; zij spreken een zeer welluidende taal, het boenda’sch; behalve de onder sobas staande stammengroepen zwerven in de woeste streken van het noorden en in de wouden langs de kust nog geheel onafhankelijke stammen rond. De bevolking der binnenlanden, de Kimboendas, schijnen het geschikst om een geordenden staat te vormen.De kolonie A. is verdeeld in vier districten:
1e. Congo met Cacongo, Cabinda, Ambrizette, San Antonio en San Salvador,
2e. Loanda,
3e. Benguella met Bihe,
4e. Mossamedes.
De belangrijkste steden, meest hoofdplaatsen van gelijknamige landschappen, zijn Cabinda, Malimba en Landana, aan de kust noordelijk van Congo; Nokki, San Salvador, Ambriz, Loanda, Novo-Redondo, Benguella, Mossamedes. PungoNdongo, Kazengo, Ambaca, Malanche, Bihe, Caconda, Humpata en Huilla. De kolonie wordt bestuurd door een gouverneur, die in Loanda resideert; de districten zijn gesplitst in concelhos, waarover een soba staat; deze sobas, inboorlingen, verkrijgen dezen post hetzij krachtens erfrecht, hetzij door verkiezingen; zij staan onder toezicht van door den gouverneur aangestelde chefs; slechts op de belangrijkste punten doet de portug. regeering zich gelden; in de minder belangrijke deelen verheugen de bewoners zich in een zekere mate van onafhankelijkeid; de uitgaven voor deze kolonie overtreffen de inkomsten met ongeveer i/s-
De Portugeesche zeevaarder Diego Cam ontdekte in 1484 de landen rondom de monding van de Congo-rivier en vier jaren later de streek tusschen het tegenwoordige Ambriz en Mossamedes, de twee Voornaamste steden; hij nam beide landstreken voor de portugeesche kroon in bezit; Portugal maakte echter bijna uitsluitend werk van het kustland, en het land tusschen de zooeven genoemde plaatsen, waarin ook Nederland (1641—1648) vasten voet kreeg; de zendingsarbeid werd door Portugal met ijver ter hand genomen. Na het uiteenspatten van het groote negerrijk van den Congo verklaarde Portugal de bewoners van Cabinda en van Congo tot portugeesche onderdanen en trachtte langzamerhand zijn gebied steeds meer (oostelijk) uit te breiden; op de Conferentie van Berlijn in 1885 werden de grenzen van A. bepaald.