of Amphitruo. Zoon van Alcaeus (Alkaios), den koning van Tiryns, en Astydameia, of Laonome, of Hipponome; hij was een kleinzoon van Perseus; zijn vaders broeder, Electryo, wiens zoon in een tocht tegen de Teleboërs gevallen was, gaf hem, voornemens den dood zijns zoons te wreken, zijn koninkrijk om het in zijn afwezigheid te besturen over, en beloofde hem tevens zijne dochter Alcmene tot vrouw.
Door een ongelukkig toeval werd echter Electryo door Amphytryo gedood, waarop hij met zijn aanstaande vrouw door een anderen oom, Stenelaus, uit Argos werd verdreven; hij vluchtte naar Creon, koning van Thebe, en overwon koning Pterelaus, nadat diens dochter hem in den slaap uit liefde j egens Amphitryo zijn gouden haren, waaraan de onsterfelijkheid verbonden was, afsneed; de trouwelooze dochter werd echter door A. met den dood gestraft. Te Thebe teruggekeerd bevond hij dat in zijn afwezigheid Zeus bij Alcmene een zoon, Hercules, verwekt had; hij huwde haar evenwel en zij schonk hem Iphicles. A. werd gedood in een gevecht met de Minyers, die hij met Herculës beoorloogde; hij werd te Thebe begraven. Sophocles behandelde de sage van A. in een sinds verloren gegaan treurspel; Molière ontleende er zijn: L’Amphitryon aan.