(lat.: lignum aloës; fr.: bois d’aloès; dtsch.: Aloëholz; eng.: aloes wood; ital.: legno di aloë; spaansch: aloë chino; portug.: aloes; maleisch: agila). Dit harsachtig hout, ook paradijshout geheeten, is afkomstig, niet, gelijk de naam zou doen veronderstellen van aloëplanten, maar van aquilaria ovata en van aquilaria agallocha, de beste soort van Aloexylon agallochum; de beide eerste boomsoorten komen voor in tropisch Azië, de laatstgenoemde wordt gevonden op de hoogste bergen van Cochin-China en de Molukken; slechts enkele leveren het bruikbare hout op, de eigenschappen daarvan zijn het gevolg van een ziekteproces bij deze boomen." Het hout is bruin van kleur, blinkend, gespikkeld, met grauwe aderen doortrokken, harsachtig, welriekend en bitter van smaak; het behoort inwendig geel, licht ontbrandbaar en rijk aan oliedeelen en vlugzout te zijn.
Deze houtsoort wordt ook als wierook gebruikt.