Algemeene naam voor de leden van een arabisch vorstengeslacht dat gedurende de 12d« en 13de eeuw in Afrika en in Spanje heerschte; voor eene secte, wier leden zich als de eenige Mohamedanen beschouwden, die Allah in waarheid aanbaden; de stichter dezer secte, Mohamed-Ibn-Toemert, was een inboorling uit het Atlasgebied in Afrika, uitermate eerzuchtig, listig en scherpzinnig, een man van uitstekende bekwaamheden en veel ervaring, opgedaan op verschillende reizen naar onderscheidene oorden der bekende wereld ; zijn eerste optreden kenmerkte zich door voorzichtigheid; met grooten ijver predikte hij afschaffing van alle misbruiken, onzelfzuchtig leven, onthouding van alle vermaken en genietingen, zelfs van muziek en van ijdele kleederdracht; hij zelf ging rond in lompen gehuld. Weldra werd het aantal zijner volgers zoo groot, dat Ali, koning van Marokko, gedwongen was maatregelen tegen hem te nemen, die echter reeds te laat bleken te komen.
Geheele stammen Arabieren en Berbers schaarden zich onder zijn vaandel; na verloop van enkele jaren was de boetprediker meester van het geheele land tusschen Fez en Tunis, of van ongeveer geheel Noord-Afrika. Hij voerde nieuwe ceremoniën en allerlei godsdienstige hervormingen in. De secte der Almohaden zetten hunne veroveringen voort in Spanje; zij maakten zich meester van Andaluzië, van Granada, van Valencia, van een deel van Aragon, van Portugal tot aan den Taag. De opvolger van Mohamed-Ibn-Toemert was Abd-ul-Moemin; onder deze en zijn nakomelingen Joesoef en Jakoeb breidden de macht en den invloed van de dynastie der Almohaden zich gaandeweg uit; onder Jakoebs opvolger, Mohamed, werden zij in den slag van Tolos door de koningen van Aragon en Navarre volkomen verslagen (1212), waarvan een algemeene opstand in Spanje tegen hun gezag het gevolg was; eerst in 1259 echter eindigde de heerschappij der Almohaden in Spanje, en in 1269 in Afrika.De leden dezer dynastie zijn:
Mohamed-Ibn-Toemert, overl. 4128;
Abd-al-Moemin-Ibn-Ali (1ste souverein) 1130 tot 1163;
Aboü-Yakoeb-Yoesef, 1163—1184;
Aboü-Yoesef-Yakoeb Al-Mansor, 1184—1199:
Mohamed An-Nasir, 1199—124;
Yoesef-Al-Mostansir, 1214—1124
Abd-al-Wahad Al Makhloe, 1224:
Al-Adil. 1224—1227;
Yahia, 1227—1228;
Aboul-Ala-Idris, 1228—1232;
Abd-al-W ahad-Ar-Raschid, 1232-1242
Ali As-Saïd, 1242-1248;
Omar Al-Morteda. 1248-1266;
Aboe-Ala Aboü-Debboes, 1266-1269.