(van het portug. lagarta). Hagedisgeslacht van de Familie der Pantserhagedissen of Krokodillen, Loricati s.
Crocodilini; dit geslacht omvat de soorten met een stompen snoet ; de voorrand van de bovenkaak is breed en puilt over de onderkaak heen; vier pooten, de achterste twee slechts van halve zwemvliezen voorzien het lichaam is bekleed met groote, beenige schilden of schubben, op den rug in overlangsche rijen geplaatst, op den buik in overdwarse rijen; de schubben op den rug zijn gekield, die langs de zijden eirond of rond, die op den buik vierkant; de kop is bedekt met een lederachtige huid; aan het einde van den snoet staan de neusgaten, dicht bijeen op een vleezigen knobbel, zij zijn voorzien van bewegelijke kleppen, die het dier naar willekeur openen en sluiten kan; de tong is breed, plat en vleezig, en kan niet buiten den mond worden gestoken; de mondspleet is, tengevolge van de ver-achterwaartsche geleding der onderkaak, zeer groot; vroeger meende men dat het dier de bovenkaak kon bewegen, welke, meening ontstond door de bijzondere wijze waarop deze aan de onderkaak is gehecht, die het dier noodzaakt den kop omhoog te werpen alvorens bet den mond openen kan; de groote tanden hebben een ietwat gebogen kegelvorm, en zijn in rijen in de onder- en bovenkaak .geplaatst; de oogen hebben een bovenst en onderst ooglid en een loodrechte pupil; er is een spoor van een uitwendig gehoororgaan; de tronk is vertikaal afgeplat, de lange staart is daarentegen zijdelings saamgedrukt, in het water is deze staart het voornaamste werktuig ter voortbeweging; de voorpooten hebben 5 teenen, de achterpooten 4, de drie binnenste teenen hebben nagels. Door de organen van den bloedsomloop staat de alligator, evenals alle individuen der Krökodillen-familie, nabij de warmbloedige gewervelde dieren; het hart is door een volkomen tusschenschot in twee kamers gescheiden, uit elke kamer ontspringt een aorta-boog, welker wortels echter tegen elkaar aanliggen; in den scheidswand is eene opening die gedurende de systole van het hart door een klepvlies wordt gesloten, en zich tijdens de diastole weder opent, zoodat dan het bloed uit de linker in de rechter aorta stroomt. De voortplantingsorganen der alligators komen die der vogels zeer nabij en zijn over twee individuen verdeeld (mannetjes en wijfjes); de langwerpige eieren, die ten getale van 24 tot 40 door de wijfjes worden gelegd, zijn van een kalkschaal voorzien en ter grootte van een ganzenei; zij leggen deze eieren in nesten, gebouwd van afwisselende lagen klei en bladeren, en verwijderen zich nooit ver van deze nesten.De alligator is een verslindend, vraatzuchtig dier; zijn voedsel bestaat uit visschen, vogels en zoogdieren, die hij geheel verslindt; kunnen zij vogels en zoogdieren machtig worden, zoo dooden zij deze door verdrinking, alvorens ze te verzwelgen; zij kunnen zeer lang, zelfs maanden, zonder voedsel blijven; in het water en rechtuit kan hij zich vrij snel bewegen; het kost hem evenwel inspanning zich zijdelings te keeren, door de weinige buigzaamheid der rug-gewrichten; op het land zijn al zijn bewegingen log en ongemakkelijk; schuw en vreesachtig schuift hij het zware lichaam verder, bij elk geluid dat een vijand mag doen veronderstellen, zich plat enjonbewegelijk en met den snuit als in den bodem gedrukt uitstrekkende; bij een werkelijken aanval verheffen zij zich op de pooten en beginnen heftig te blazen; zonder eenig gevaar kunnen zij dan worden afgemaakt, indien men slechts zorgt zich buiten hun krachtigen en bewegelijken staart, die met één slag een mensch kan dooden, te houden. Voor den mensch is de A. in het algemeen van nature bevreesd; de herders in Noord-Amerika houden hen, wanneer zij hunne kudden in een door deze dieren bewoond water drenken, met knuppels gewapend gemakkelijk op een afstand. Zij zijn overigens uitermate taai van leven en kunnen slechts door een geweerschot in de hersenen of in het hart dadelijk worden gedood. In gevangen staat kunnen zij zeer goed in het leven gehouden worden. De soorten die een koel klimaat bewonen, brengen den winter slapende door; uit dezen winterslaap zijn zij niet te wekken. Hun leven is buitengewoon taai en zij bereiken een hoogen ouderdom; de lengte van hun lichaam wisselt af van 2 tot 3 meter.
Zij worden uitsluitend in Amerika gevonden, namelijk in Noord-Amerika Alligator lucius Cuv. (Alligator missisr sippiensis Daudin), in Zuid-Amerika Alligator sclerops en Alligator palpebrosus. De alligator draagt ook den naam van kaaiman.