Pacha van Janina. Afstammeling van een Albaneesch opperhoofd, welke het leven verloor bij het beleg van Corfu in 1716; hij werd geboren te Tepelen, een klein plaatsje aan den voet van het Klissoura-gebergte in Albanië, in het jaar 1741.
Zijn moeder was een wraakgierige, o nb armhartige vrouw, die geen middel ontzag om eenig doel te bereiken; hij verloor vroeg zijn vader, een verlicht man, die op het staatstooneel weinig van zich deed spreken, zoodat Ali’s opvoeding geheel in handen zijner moeder kwam, die alle moeite deed hem met haren geest van gewetenlooze zelfzucht te bezielen. Hij bracht zijn jeugd door onder moeilijke omstandigheden, aangezien de naburige pacha’s zijn vader van al diens bezittirigen hadden beroofd; in zijn pogingen om het verlorene te herwinnen, werd Ali herhaaldelijk verslagen, en moest ten slotte de wijk nemen naar het gebergte en zelfs zijn zwaard verpanden om zich voor den hongerdood te bewaren. Deze tegenspoeden waren niet zeer geschikt om zijn van nature heftige inborst te verzachten, maar vervulden hem met wraakzucht, en maakten hem tevens voorzichtig en listig. De ommekeer in zijn omstandigheden nam een aanvang met de vondst van een koffer met goud, hetwelk hem in staat stelde een leger van 2000 man, meest roovers van beroep en lieden die met hun leven handel dreven, op de been te brengen, waarmede hij zijn eerste overwinning behaalde en Tepelen in triomf binnentrok; op dienzelfden dag bracht hij zijn broeder om het leven; daarna sloot hij zijn moeder op, onder beschuldiging getracht te hebben hem te vergiftigen; zij stierf kort daarop. Weldra verzoende hij zich met de Porte, door hulp te verleenen in het tot onderwerping brengen van den vizier van Skoetari, en kwam daardoor niet alleen in het bezit van het gebied, dat aan zijn vader ontnomen was geworden, maar ook van verschillende Grieksche steden. Hij bestreed en versloeg, met goedkeuring van den Sultan, den Pacha van Delvino, Selim.
Deelneming aan allerlei rooverijen en het oogluikend toelaten daarvan brachten hem spoedig bij de Porte in .ongenade, doch hij bracht zich weldra weder bij den Sultan in gunst. Kort daarop bewees hij de Porte goede diensten in haar Oostenrijksch-Russischen oorlog van 1787; omstreeks dienzelfden tijd maakte hij zich meester van Janina of Joanina, waarvan hij zichzelven benoemde tot Pacha. Als heerscher begon hij van dat oogenblik af aan vele goede hoedanigheden aan den dag te leggen; hij maakte zijn oude vrienden, de roovers van de groote wegen, onschadelijk, deelde ze in en organiseerde er krijgsbenden van, stelde orde op allerlei zaken, en handhaafde orde en billijkheid, voor zoover zijn eigen gebied betrof. Hij trad in een verbond met Napoleon Bonaparte, doch toen deze in 1799 Egypte verlaten had, vermeesterde hij alle steden in Albanië, die de Franschen in bezit hadden; na een driejarigen strijd bracht hij voorts de Sulioten tot onderwerping; omstreeks dezen tijd nam hij wraak over een beleediging, door enkele inwoners van Gardiki zijn moeder, 40 jaar geleden, aangedaan en liet 739 mannelijke nakomelingen van de schuldigen, die allen reeds dood waren, om het leven brengen. Sinds het jaar 1807, toen hij een nieuw verbond met Frankrijk aanging, was hij nog slechts in naam de Porte verantwoording schuldig. Toen de vrede van Tilsit hem in zijn verwachtingen teleurstelde, verbond hij zich met de Engelschen, die hij allerlei vrijheden in zijn gebied toestond, in ruil waarvoor hij Parga, gelegen aan de kust van Albanië, verkreeg.
Ten slotte haalde hij zich de ongenade van de Porte in die mate op don hals, dat de sultan besloot een eind te maken aan de macht van dezen onrustigen onderdaan, diè zelfs den schijn van afhankelijkheid niet meer bewaarde. Een tijdlang bood Ali weerstand, doch gaf zich ten laatste over, na onder eede de verzekering te hebben verkregen dat zijn leven en zijn eigendom geen gevaar zouden loopen. Niettemin werd hij 5 Febr. 1822 ter dood gebracht.