Gepubliceerd op 20-01-2021

Alfert delpit

betekenis & definitie

Fransch romanschrijver en dramatikus, geb. 30 Jan. 1849 te New-Orleans (Vereenigde Staten), wijdde zich vroeg aan de letteren, was eerst medewerker van de door Alex. Dumas opgerichte bladen „Mousquetaire” en „D’Artagnan”, gaf daarna dichtwerken in het licht: L’aphothéose de Lamartine (1869), L'Invasion (1871), Le repentir, ou rédt d’un curé de campagne (1873). Eenige tooneelstukken: Robert Pradel (1873), Jean-Nu-Pieds (1875) , Le message de Scapin en Les chevaliers de la patrie (1876) vonden geen bijval, terwijl daarentegen zijn dramatische roman Le fils de Coralie (1880) vele opvoeringen beleefde; zijn overige romans bevatten levend, schilderingen van het leven der hoogere klasse, met sterke effecten en tragische ontknoopingen; de voornaamste zijn: Les compagnons du rol (1873), La vengeresse (1874), Le mystère du Bas-Meudon (1876) , Les fils dejoie en Le dernier gentilhomme (1877) , La familie de Cavalié (1878), La Marquise (1882), Solange (1885), Thérésine (1888), Toutes les deux (1889), Belle-Madame (1892). Met Le mariage d'Odette (1880) verwierf hij zich de gunst van de hooge katholieke kringen. Hij overl. 4 Jan. 1893 te Parijs.

Zijn broeder, Edouard Delpit, geb. te NieuwOrléans, 1844, in 1868 in Frankrijk genaturaliseerd, schreef: MosaTques (gedichten 1871), Constantin (drama in verzen, 1877), les Faiseurs de coups d’Etat (1878), benevens meerdere romans.

< >