russisch veldheer en diplomaat, in 1777 geb. te Moskou, diende met onderscheiding in Polen, bij het oostenrijksche leger in Italië en in 1796 in den Kaukasus. Onder Paul naar Kostroma verbannen, trad hij na de troonsbeklimming van Alexander I weder in krijgsdienst, woonde de veldtochten van 1805, 1807, 1812 en 1813 bij, en voerde in 1815 het bevel over het 2de korps van het russische leger, dat Frankrijk i binnentrok.
In 1817 werd hij gouverneur-generaal der trans-kaukasische provincies en opperbevelhebber van het kaukasische leger. Met gunstigen uitslag was hij in zijn gouvernement werkzaam. Russische handelsondernemingen werden begunstigd, duitsche volkplantingen gesticht, de roofzuchtige Tschetsehenzen getuchtigd en in 1826 werd een aanval der j Perzen afgeslagen. In 1827 echter viel J. in ongenade en leefde sedert dien tijd ambteloos te Moskou, waar hij zijn tijd aan de studie wijdde. In 1831 werd hij tot lid van den rijksraad benoemd en in 1855, na het uitbreken van den oorlog met de westersche mogendheden, tot het opperbevelhebberschap over de troepen in het gouvernement Moskou geroepen, een post dien hij uit hoofde van hoogen leeftijd weldra weer neerlegde. Hij overl. in 1861 te Moskou.