hong. dichter, geb. 31 Dec. 1822 in het komitaat Pest, uit arme ouders, was eerst soldaat, later lid van een reizenden tooneeltroep, tot hij zijn naam als dichter vestigde door zijn boertig heldendicht A’helység Tialapdcsa (De hamer van het dorp, 1844), het nationale epos Janos vitêz (De held Janos, 1845) enz. Sedert 1844 aan de redactie der „Divatlap” geplaatst, redigeerde frtj sinds 1846 met M.
Jókai de „Eletképek”, waarin vele gedichten en goed geslaagde dorpsnovellen van zijn hand verschenen. In Maart 1848 stelde hij zich aan het hoofd der beweging die van Pest uitging en die hij niet weinig aanwakkerde door zijn geniaal gedicht Most vagy soha (Nu of nooit). Later streed hij aan de zijde van Bem, die hem tot zijn adjudant benoemde. Ofschoon hij in 1849 den dienst had verlaten, greep hij toch bij' de nadering der Russen op nieuw naar het zwaard en sneuvelde in 1849 bij Szegesvar. Zijn vurige krijgsliederen zijn in een bundel 1langok a multbol (Leipz. 1851) verzameld geworden. Ben bloemlezing zijner vroegere gedichten verscheen te Pest in 1847 in 2 dln.
Ben kritische uitgave zijner volledige werken gaf Adolf Haras uit (6 dln. Budapest 1896).