of Waldstein, hertog van Friedland, duitsch veldheer, geb. te Hermanic 1583, overl. te Eger 1634, uit een oud en aanzienlijk boheemsch geslacht gesproten, verloor op zeer jongen leeftijd zijn ouders, trad na een onstuimige jeugd in het leger des keizers, streed tegen de Turken (1604; en Venetianen (1614) en werd tot kolonel en graaf verheven. Een erfenis en zijn huwelijk met de schatrijke weduwe Lucretia von Landeek(1606)hadden hem inmiddels tot een der grootste grondbezitters van het land gemaakt.
Aan den oorlog tegen de boheemsche opstandelingen nam hij een werkdadig aandeel en werd derhalve door den keizer tot vorst des rijks verheven (1623). Hij huwde nu, zijn emste gemalin was overleden, met Isabella von Harrach, uit een der vermogendste huizen van Oostenrijk, bood den keizer aan om op eigen kosten een leger uit te rusten en werd generalissimus der keizerlijke legers. Bij Dessau dreef hij 't leger van Mansfeld uiteen (1624), daarna veroverde hij met Tilly, die bevel voerde over liet leger der Liga, Holstein, Slees wijk en Jutland, ontving van den keizer het hertogdom Mecklenburg maar werd op aandringen van de meeste rijksvorsten uit zijn functies ontzet en vestigde zich op zijn goederen in Bohemen (1629). Doch de voortgang der zweedsche wapenen, toen Gustaaf Adolf tot hulp der protestanten in Duitschland was gekomen, noopte den keizer zijn toevlucht te nemen tot W. die alleen in staat scheen den vijand te keeren. Met onbeperkt gezag nam W. nu liet opperbevel over alle keizerlijke troepen op zich (1632). In korten tijd had hij 59.000 man onder zijn vanen verzameld, joeg de Saksers uit Bohemen, nam bij Neurenberg een versterkte stelling in, sloeg een aanval van Gustaaf Adolf af, redde daardoor de erflanden des keizers, toog naar Saksen om den keurvorst van dit land te tuchtigen voor diens verbond met den vijand des rijks en leverde den koning van Zweden, die hem gevolgd was, een slag bij Lützen, waarin Gustaaf Adolf zegevierde ten koste van zijn leven (1632).
Nu voerde W. zijn leger naar Bohemen terug, waar hij een geheel jaar verbleef, zonder iets uit te richten; hij knoopte onderhandelingen aan met den saksischen generaal von Arnim, den fransehen agent Feuquières en naar men zegt ook met zweedsche gezanten. Keizer Ferdinand II spoorde hem aan weder handelend op te treden, ontnam hem het opperbevel, toen hij in zijn werkeloosheid bleef volharden, en gaf last hem gevangen te nemen.W. besloot nu tot een beslissenden stap over te gaan; hij stond op het punt om generaal Trzka en zijn schoonbroeder naar het kamp der Zweden te zenden, ten einde met dezen een overeenkomst te teekenen, waarbij zij hem hun steun verzekerden voor zijn plan om een onafhankelijk vorstendom in Bohemen te stichten, toen hij te Eger, werwaarts hij zich had begeven, door kolonel Butler met een korps dragonders werd overvallen en gedood. Eigenaardigheden van W. waren, dat hij een onbegrensd vertrouwen stelde in de sterrewichelarij, voor zich zelf zeer eenvoudig leefde, maar gaarne groote pracht en praal om zich henen zag.