Staatsman, veldheer en kardinaal, geboren omstreeks 1300 te Cuenga. Na te Toulouse zijn studiën voltooid te hebben onderscheidde hij zich door groote dapperheid.
Hierdoor won hij het vertrouwen van Alfonso XI, die hem tot zijn staatsraad en banierdrager benoemde. In 1337 werd hij tot aartsbisschop van Toledo gekozen. Hij nam deel aan den strijd tegen de Mooren en redde in den slag van Tarifa Alfonso XI het leven; ook was hij tegenwoordig bij het beleg van Algeciras en werd aldaar door den koning zelven tot ridder geslagen. Door de vrijmoedigheid, waarmede hij aan Peter den Wreede diens • losbandige levenswijze en onmenschelijkheden onder bet oog bracht, viel hij in ongenade, en moest vluchten. Hij begaf zich naar Avignon, naar paus Clemens VI, die hem tot kardinaal verhief. Hier deed hij afstand van zijn aartsbisdom.
Innocentius VI erkende zfine staatsmans- en veldheerstalenten en zond hem als kardinaal-legaat naar Italië, waar hij, door zijne dapperheid, binnen vier maanden het grootste deel van het Patrimonium Petri benevens het hertogdom Spoleto aan zich onderwierp en het ten slotte aan Urbanus V mogelijk maakte zijne intrede in Rome (16 Oct. 1367) te doen. Kort te voren was Albornoz (24 Aug.) te Viterbo gestorven; overeenkomstig zijn begeerte, werd hij te Toledo begraven. Zeer bedroefd over het afsterven van dezen verdienstelijken kardinaal, verleende de paus aflaten aan allen die gedurende eenigen tijd de lijkbaar zouden dragen; hiermede belastten zich Hendrik, koning van Castilië en bijna alle grootwaardigheidsbekleeders van zijn hof.De groote staatkundige bekwaamheden van Albornoz bleken ook uit eene kostbaar werk, een wetboek, bekend als de Aegidische Constitutis, in 1475 te Jesi gedrukt en thans zeer zeldzaam.