duitsch tooneel- en romanschrijver, geb. te Rostock 1837, werkte van 1859—61 mede aan de „Süddeutsche Zeitung”, werd in 1881 directeur van het Burgtheater te Weenen, doch verliet in 1887 deze stad om zich in zijn geboorteplaats metterwoon neder te zetten. Van zijn tooneelstukken zijn vermaard: Nero (1872), Giordano Bruno (1874), Gracchus (1876), Der Meister von Palmyra (1889), Trinander (1903), van zijn romans: Adams-sohne (1890), Hermann Ifinger (1892), Ostern-Insel (1895), Die Familie Roland (1903).
Bovendien gaf hij bundels gedichten en novellen uit.