Gepubliceerd op 17-02-2021

Abraham hellenbroek

betekenis & definitie

nederlandsch godgeleerde, geb. te Amsterdam, 1658, voltooide zijn studiën in theologie en wijsbegeerte te Leiden, werd in 1682 proponent, was predikant te Zwammerdam, Zwijndrecht, Bommel en Rotterdam, volgde streng de Voetiaansche richting, en gold als een der beste nederlandsche kanselredenaars zijns tijds. Hij gaf verscheidene godgeleerde geschriften in het licht, die volgens zijn ambtgenoot en lijkredenaar A.

Tiele ,,tot zinkens toe volgeladen zijn met allerlei geleerdheidsschatten en doordringende godsvrucht”; de bekendste daaronder zijn: Euangelische Jesaia (4 dln., Amst. 1702 en 1736), Het Hooglied van Salomo vergeestelijkt (2 dln., ald. 1718 en 1738), Bijbelsche keurstoffen (2 dln., ald. 1735, meermalen herdrukt), en vooral zijn catechetisch leerboekje: Voorbeeld der goddelijke waarheden („voor eenvoudigen, die zich bereiden tot de belijdenis des geloofs, meest tot particulier gebruik opgesteld”, Rott. 1716, 17de dr. Nijkerk 1892), door D. van Wijngaarden op rijm gebracht en algemeen in gebruik gekomen.

< >