(werkwoord)
[alg.] (het kunnen) schudden, vergeten
- Jij wilt dokter worden?! Als je niet studeert, dan kun je het wel schudden!
[alg.] beven, trillen
- Ik sta te trillen op mijn benen, als zij is verdwenen.
[drankje] schudden, mengen
- Goed schudden voor gebruikt. Zo is het drankje het lekkerst of het effectiefst.