Op-en-top Nederlands

Frens Bakker, Els Ruijsendaal, Paul Uljé, Dick van Zijderveld (2022)

Gepubliceerd op 11-04-2022

hostel

betekenis & definitie

(zelfstandig naamwoord)

[alg.] tehuis, studentenhuis, pension, logement, zaalhotel

- Het logement voor de vrijwiliggers van de Vierdaagse is soberder dan het hotel voor de beroeps.

[toerisme] slaapzaalaccomodatie, jeugdherberg, slaapverblijf

- Het aantal slaapzaalaccomodaties neemt af ten gunste van de private kamerverhuur.

< >