(zelfstandig naamwoord)
[alg.] doel, streven
- Het streven is kampioen te worden.
- Rijk worden is niet het doel.
[sport] doelpunt, treffer; doel
- Het winnende doelpunt viel in de laatste minuut.
- Bij een potje voetbal zetten we Dikke Dirk altijd in het doel.