(zelfstandig naamwoord)
[alg.] uitlandige, uitlander, buitenburger
- De meeste buitenburgers leren niet de taal van het land waarin ze werkzaam zijn.
[alg.] vluchteling, verbanneling, banneling, ontheemde
- Nu er zoveel vluchtelingen naar Europa komen, moeten we die evenredig over de EU-lidstaten verdelen, klinkt het keer op keer amechtig.