Werkwoorden vervoegen
wegslikken
Tegenwoordige tijd wegslikken
Ik slik weg
Jij slikt weg
slik jij weg?
U slikt weg
Hij/Zij/Het slikt weg
Wij slikken weg
Jullie slikken weg
Zij slikken weg
Verleden tijd van wegslikken
Ik slikte weg
Jij/U slikte weg
Hij/Zij/Het slikte weg
Wij slikten weg
Jullie slikten weg
Zij slikten weg
Voltooid deelwoord van wegslikken
weggeslikt
Tegenwoordig deelwoord van wegslikken
wegslikkend