Werkwoorden vervoegen
wantrouwen
Tegenwoordige tijd wantrouwen
Ik wantrouw
Jij wantrouwt
wantrouw jij?
U wantrouwt
Hij/Zij/Het wantrouwt
Wij wantrouwen
Jullie wantrouwen
Zij wantrouwen
Verleden tijd van wantrouwen
Ik wantrouwde
Jij/U wantrouwde
Hij/Zij/Het wantrouwde
Wij wantrouwden
Jullie wantrouwden
Zij wantrouwden
Voltooid deelwoord van wantrouwen
gewantrouwd
Tegenwoordig deelwoord van wantrouwen
wantrouwend