Werkwoorden vervoegen
vrijspreken
Tegenwoordige tijd vrijspreken
Ik spreek vrij
Jij spreekt vrij
spreek jij vrij?
U spreekt vrij
Hij/Zij/Het spreekt vrij
Wij spreken vrij
Jullie spreken vrij
Zij spreken vrij
Verleden tijd van vrijspreken
Ik sprak vrij
Jij/U sprak vrij
Hij/Zij/Het sprak vrij
Wij spraken vrij
Jullie spraken vrij
Zij spraken vrij
Voltooid deelwoord van vrijspreken
vrijgesproken
Tegenwoordig deelwoord van vrijspreken
vrijsprekend