Werkwoorden vervoegen
vooruitkijken
Tegenwoordige tijd vooruitkijken
Ik kijk vooruit/vooruitkijk
Jij kijkt vooruit/vooruitkijkt
kijk vooruit
U kijkt vooruit/vooruitkijkt
Hij/Zij/Het kijkt vooruit/vooruitkijkt
Wij kijken vooruit/vooruitkijken
Jullie kijken vooruit/vooruitkijken
Zij kijken vooruit/vooruitkijken
Verleden tijd van vooruitkijken
Ik keek vooruit/vooruitkeek
Jij/U keek vooruit/vooruitkeek
Hij/Zij/Het keek vooruit/vooruitkeek
Wij keken vooruit/vooruitkeken
Jullie keken vooruit/vooruitkeken
Zij keken vooruit/vooruitkeken
Voltooid deelwoord van vooruitkijken
vooruitgekeken
Tegenwoordig deelwoord van vooruitkijken
vooruitkijkend