Werkwoorden vervoegen
voorstemmen
Tegenwoordige tijd voorstemmen
Ik stem voor
Jij stemt voor
stem jij voor?
U stemt voor
Hij/Zij/Het stemt voor
Wij stemmen voor
Jullie stemmen voor
Zij stemmen voor
Verleden tijd van voorstemmen
Ik stemde voor
Jij/U stemde voor
Hij/Zij/Het stemde voor
Wij stemden voor
Jullie stemden voor
Zij stemden voor
Voltooid deelwoord van voorstemmen
voorgestemd
Tegenwoordig deelwoord van voorstemmen
voorstemmend