Werkwoorden vervoegen
vioolspelen
Tegenwoordige tijd vioolspelen
Ik speel viool
Jij speelt viool
speel jij viool?
U speelt viool
Hij/Zij/Het speelt viool
Wij spelen viool
Jullie spelen viool
Zij spelen viool
Verleden tijd van vioolspelen
Ik speelde viool
Jij/U speelde viool
Hij/Zij/Het speelde viool
Wij speelden viool
Jullie speelden viool
Zij speelden viool
Voltooid deelwoord van vioolspelen
vioolgespeeld
Tegenwoordig deelwoord van vioolspelen
vioolspelend