Werkwoorden vervoegen
versukkelen
Tegenwoordige tijd versukkelen
Ik versukkel
Jij versukkelt
versukkel
U versukkelt
Hij/Zij/Het versukkelt
Wij versukkelen
Jullie versukkelen
Zij versukkelen
Verleden tijd van versukkelen
Ik versukkelde
Jij/U versukkelde
Hij/Zij/Het versukkelde
Wij versukkelden
Jullie versukkelden
Zij versukkelden
Voltooid deelwoord van versukkelen
versukkeld
Tegenwoordig deelwoord van versukkelen
versukkelend