Werkwoorden vervoegen
vernauwen
Tegenwoordige tijd vernauwen
Ik vernauw
Jij vernauwt
vernauw
U vernauwt
Hij/Zij/Het vernauwt
Wij vernauwen
Jullie vernauwen
Zij vernauwen
Verleden tijd van vernauwen
Ik vernauwde
Jij/U vernauwde
Hij/Zij/Het vernauwde
Wij vernauwden
Jullie vernauwden
Zij vernauwden
Voltooid deelwoord van vernauwen
vernauwd
Tegenwoordig deelwoord van vernauwen
vernauwend