Werkwoorden vervoegen
verengelsen
Tegenwoordige tijd verengelsen
Ik verengels
Jij verengelst
verengels jij?
U verengelst
Hij/Zij/Het verengelst
Wij verengelsen
Jullie verengelsen
Zij verengelsen
Verleden tijd van verengelsen
Ik verengelste
Jij/U verengelste
Hij/Zij/Het verengelste
Wij verengelsten
Jullie verengelsten
Zij verengelsten
Voltooid deelwoord van verengelsen
verengelst
Tegenwoordig deelwoord van verengelsen
verengelsend