Werkwoorden vervoegen
upsellen
Tegenwoordige tijd upsellen
Ik upsel
Jij upselt
upsel jij?
U upselt
Hij/Zij/Het upselt
Wij upsellen
Jullie upsellen
Zij upsellen
Verleden tijd van upsellen
Ik upselde
Jij/U upselde
Hij/Zij/Het upselde
Wij upselden
Jullie upselden
Zij upselden
Voltooid deelwoord van upsellen
geüpseld
Tegenwoordig deelwoord van upsellen
upsellend