Werkwoorden vervoegen
uitzweten
Tegenwoordige tijd uitzweten
Ik zweet uit
Jij zweet uit
zweet jij uit?
U zweet uit
Hij/Zij/Het zweet uit
Wij zweten uit
Jullie zweten uit
Zij zweten uit
Verleden tijd van uitzweten
Ik zweette uit
Jij/U zweette uit
Hij/Zij/Het zweette uit
Wij zweetten uit
Jullie zweetten uit
Zij zweetten uit
Voltooid deelwoord van uitzweten
uitgezweet
Tegenwoordig deelwoord van uitzweten
uitzwetend