Werkwoorden vervoegen
terugvuren
Tegenwoordige tijd terugvuren
Ik vuur terug
Jij vuurt terug
vuur jij terug?
U vuurt terug
Hij/Zij/Het vuurt terug
Wij vuren terug
Jullie vuren terug
Zij vuren terug
Verleden tijd van terugvuren
Ik vuurde terug
Jij/U vuurde terug
Hij/Zij/Het vuurde terug
Wij vuurden terug
Jullie vuurden terug
Zij vuurden terug
Voltooid deelwoord van terugvuren
teruggevuurd
Tegenwoordig deelwoord van terugvuren
terugvurend