Werkwoorden vervoegen
röntgenen
Tegenwoordige tijd röntgenen
Ik röntgen
Jij röntgent
röntgen jij?
U röntgent
Hij/Zij/Het röntgent
Wij röntgenen
Jullie röntgenen
Zij röntgenen
Verleden tijd van röntgenen
Ik röntgende
Jij/U röntgende
Hij/Zij/Het röntgende
Wij röntgenden
Jullie röntgenden
Zij röntgenden
Voltooid deelwoord van röntgenen
geröntgend
Tegenwoordig deelwoord van röntgenen
röntgenend