Werkwoorden vervoegen
resulteren
Tegenwoordige tijd resulteren
Ik resulteer
Jij resulteert
resulteer jij?
U resulteert
Hij/Zij/Het resulteert
Wij resulteren
Jullie resulteren
Zij resulteren
Verleden tijd van resulteren
Ik resulteerde
Jij/U resulteerde
Hij/Zij/Het resulteerde
Wij resulteerden
Jullie resulteerden
Zij resulteerden
Voltooid deelwoord van resulteren
geresulteerd
Tegenwoordig deelwoord van resulteren
resulterend