Werkwoorden vervoegen
rechtspreken
Tegenwoordige tijd rechtspreken
Ik spreek recht
Jij spreekt recht
spreek jij recht?
U spreekt recht
Hij/Zij/Het spreekt recht
Wij spreken recht
Jullie spreken recht
Zij spreken recht
Verleden tijd van rechtspreken
Ik sprak recht
Jij/U sprak recht
Hij/Zij/Het sprak recht
Wij spraken recht
Jullie spraken recht
Zij spraken recht
Voltooid deelwoord van rechtspreken
rechtgesproken
Tegenwoordig deelwoord van rechtspreken
rechtsprekend