Werkwoorden vervoegen
receptioneren
Tegenwoordige tijd receptioneren
Ik receptioneer
Jij receptioneert
receptioneer jij?
U receptioneert
Hij/Zij/Het receptioneert
Wij receptioneren
Jullie receptioneren
Zij receptioneren
Verleden tijd van receptioneren
Ik receptioneerde
Jij/U receptioneerde
Hij/Zij/Het receptioneerde
Wij receptioneerden
Jullie receptioneerden
Zij receptioneerden
Voltooid deelwoord van receptioneren
gereceptioneerd
Tegenwoordig deelwoord van receptioneren
receptionerend