Werkwoorden vervoegen
prospereren
Tegenwoordige tijd prospereren
Ik prospereer
Jij prospereert
prospereer jij?
U prospereert
Hij/Zij/Het prospereert
Wij prospereren
Jullie prospereren
Zij prospereren
Verleden tijd van prospereren
Ik prospereerde
Jij/U prospereerde
Hij/Zij/Het prospereerde
Wij prospereerden
Jullie prospereerden
Zij prospereerden
Voltooid deelwoord van prospereren
geprospereerd
Tegenwoordig deelwoord van prospereren
prospererend