Werkwoorden vervoegen
prorateren
Tegenwoordige tijd prorateren
Ik prorateer
Jij prorateert
prorateer jij?
U prorateert
Hij/Zij/Het prorateert
Wij prorateren
Jullie prorateren
Zij prorateren
Verleden tijd van prorateren
Ik prorateerde
Jij/U prorateerde
Hij/Zij/Het prorateerde
Wij prorateerden
Jullie prorateerden
Zij prorateerden
Voltooid deelwoord van prorateren
geprorateerd
Tegenwoordig deelwoord van prorateren
proraterend