Werkwoorden vervoegen
primeren
Tegenwoordige tijd primeren
Ik primeer
Jij primeert
primeer jij?
U primeert
Hij/Zij/Het primeert
Wij primeren
Jullie primeren
Zij primeren
Verleden tijd van primeren
Ik primeerde
Jij/U primeerde
Hij/Zij/Het primeerde
Wij primeerden
Jullie primeerden
Zij primeerden
Voltooid deelwoord van primeren
geprimeerd
Tegenwoordig deelwoord van primeren
primerend