Werkwoorden vervoegen
preveniëren
Tegenwoordige tijd preveniëren
Ik prevenieer
Jij prevenieert
prevenieer jij?
U prevenieert
Hij/Zij/Het prevenieert
Wij preveniëren
Jullie preveniëren
Zij preveniëren
Verleden tijd van preveniëren
Ik prevenieerde
Jij/U prevenieerde
Hij/Zij/Het prevenieerde
Wij prevenieerden
Jullie prevenieerden
Zij prevenieerden
Voltooid deelwoord van preveniëren
geprevenieerd
Tegenwoordig deelwoord van preveniëren
preveniërend