Werkwoorden vervoegen
overschilderen (beschilderen; zodat het oorspronkelijke onzichtbaar wordt)
Tegenwoordige tijd overschilderen
Ik overschilder
Jij overschildert
overschilder jij?
U overschildert
Hij/Zij/Het overschildert
Wij overschilderen
Jullie overschilderen
Zij overschilderen
Verleden tijd van overschilderen
Ik overschilderde
Jij/U overschilderde
Hij/Zij/Het overschilderde
Wij overschilderden
Jullie overschilderden
Zij overschilderden
Voltooid deelwoord van overschilderen
overschilderd
Tegenwoordig deelwoord van overschilderen
overschilderend
overschilderen (opnieuw schilderen)
Tegenwoordige tijd overschilderen
Ik schilder over
Jij schildert over
schilder jij over?
U schildert over
Hij/Zij/Het schildert over
Wij schilderen over
Jullie schilderen over
Zij schilderen over
Verleden tijd van overschilderen
Ik schilderde over
Jij/U schilderde over
Hij/Zij/Het schilderde over
Wij schilderden over
Jullie schilderden over
Zij schilderden over
Voltooid deelwoord van overschilderen
overgeschilderd
Tegenwoordig deelwoord van overschilderen
overschilderend