Werkwoorden vervoegen
opvaren
Tegenwoordige tijd opvaren
Ik vaar op
Jij vaart op
vaar jij op?
U vaart op
Hij/Zij/Het vaart op
Wij varen op
Jullie varen op
Zij varen op
Verleden tijd van opvaren
Ik voer op
Jij/U voer op
Hij/Zij/Het voer op
Wij voeren op
Jullie voeren op
Zij voeren op
Voltooid deelwoord van opvaren
opgevaren
Tegenwoordig deelwoord van opvaren
opvarend