Werkwoorden vervoegen
ophitsen
Tegenwoordige tijd ophitsen
Ik hits op/ophits
Jij hitst op/ophitst
hits op
U hitst op/ophitst
Hij/Zij/Het hitst op/ophitst
Wij hitsen op/ophitsen
Jullie hitsen op/ophitsen
Zij hitsen op/ophitsen
Verleden tijd van ophitsen
Ik hitste op/ophitste
Jij/U hitste op/ophitste
Hij/Zij/Het hitste op/ophitste
Wij hitsten op/ophitsten
Jullie hitsten op/ophitsten
Zij hitsten op/ophitsten
Voltooid deelwoord van ophitsen
opgehitst
Tegenwoordig deelwoord van ophitsen
ophitsend