Werkwoorden vervoegen
opereren
Tegenwoordige tijd opereren
Ik opereer
Jij opereert
opereer jij?
U opereert
Hij/Zij/Het opereert
Wij opereren
Jullie opereren
Zij opereren
Verleden tijd van opereren
Ik opereerde
Jij/U opereerde
Hij/Zij/Het opereerde
Wij opereerden
Jullie opereerden
Zij opereerden
Voltooid deelwoord van opereren
geopereerd
Tegenwoordig deelwoord van opereren
opererend