Werkwoorden vervoegen
ontspiegelen
Tegenwoordige tijd ontspiegelen
Ik ontspiegel
Jij ontspiegelt
ontspiegel jij?
U ontspiegelt
Hij/Zij/Het ontspiegelt
Wij ontspiegelen
Jullie ontspiegelen
Zij ontspiegelen
Verleden tijd van ontspiegelen
Ik ontspiegelde
Jij/U ontspiegelde
Hij/Zij/Het ontspiegelde
Wij ontspiegelden
Jullie ontspiegelden
Zij ontspiegelden
Voltooid deelwoord van ontspiegelen
ontspiegeld
Tegenwoordig deelwoord van ontspiegelen
ontspiegelend