Werkwoorden vervoegen
onderhuren (stiekem verhuren aan een ander)
Tegenwoordige tijd onderhuren
Ik onderhuur
Jij onderhuurt
onderhuur jij?
U onderhuurt
Hij/Zij/Het onderhuurt
Wij onderhuren
Jullie onderhuren
Zij onderhuren
Verleden tijd van onderhuren
Ik onderhuurde
Jij/U onderhuurde
Hij/Zij/Het onderhuurde
Wij onderhuurden
Jullie onderhuurden
Zij onderhuurden
Voltooid deelwoord van onderhuren
onderhuurd
Tegenwoordig deelwoord van onderhuren
onderhurend
onderhuren (van een huurder huren)
Tegenwoordige tijd onderhuren
Ik huur onder
Jij huurt onder
huur jij onder?
U huurt onder
Hij/Zij/Het huurt onder
Wij huren onder
Jullie huren onder
Zij huren onder
Verleden tijd van onderhuren
Ik huurde onder
Jij/U huurde onder
Hij/Zij/Het huurde onder
Wij huurden onder
Jullie huurden onder
Zij huurden onder
Voltooid deelwoord van onderhuren
ondergehuurd
Tegenwoordig deelwoord van onderhuren
onderhurend